Persoonlijk contact
Flexibele oplossingen
5 sterren op Google
De meeste vragenlijsten bestaan uit enkele open vragen, maar daarnaast voornamelijk uit veel gesloten vragen. Deze vragen zijn snel int e vullen en makkelijk te analyseren. In dit artikel behandelen we wat een gesloten vraag is, wanneer je deze kunt gebruiken en welke type gesloten vragen er zijn.
Een gesloten vraag betekent dat een respondent kan kiezen uit verschillende antwoordopties die vooraf zijn bepaald. De respondent kan niet zelf een antwoord bedenken en achterlaten. Een duidelijk voorbeeld is een ‘ja/nee’ -vraag, maar je kunt ook denken aan andere meerkeuzevragen of bijvoorbeeld cijfervragen.
Gesloten vragen kun je gebruiken wanneer je van tevoren, dus voordat de respondent je enquête gaat invullen, een goed beeld hebt van mogelijke antwoorden op je vraag. Neem als voorbeeld de vraag ‘Wat is uw leeftijd?’. Je kunt deze vraag ‘open’ stellen, zodat respondenten allemaal zelf hun leeftijd kunnen geven. Het gevolg hiervan is waarschijnlijk dat je allemaal verschillende getallen krijgt, waarbij de ene persoon het mogelijk ook nog als ‘60’ spelt en de ander als ‘zestig’.
Het is in dat geval zowel voor jou als voor de respondent makkelijker om er een gesloten vraag van te maken, bijvoorbeeld door leeftijdscategorieën aan te bieden. Een respondent kan snel het antwoord aanklikken en jij krijgt in je resultaten direct een categorisatie van de verschillende leeftijden.
Een kanttekening hierbij is wel dat je altijd goed moet nadenken wat je met de vraag wilt bereiken. Als je doel met bovengenoemde vraag is om de gemiddelde leeftijd van respondenten te berekenen, dan zal dat niet lukken door alleen leeftijdscategorieën uit te vragen, in plaats van de exacte leeftijd in jaren.
Feitelijk gezien is een gesloten vraag altijd een meerkeuzevraag; een respondent heeft meerdere keuzes om uit te kiezen. Een meerkeuzevraag komt echter in verschillende vormen voor, die vaak als aparte vraagtypes gezien worden.
Meerkeuzevraag
Het woord zegt het eigenlijk al: een respondent heeft meerdere keuzes als antwoord op je vraag. Het kan zijn dat een respondent slechts één antwoord kan selecteren (denk aan het voorbeeld van de leeftijdsvraag, iemand is altijd maar één ‘leeftijd’ en kan nooit meerdere leeftijden tegelijk zijn), maar bij sommige vragen is het ook mogelijk dat een respondent meerdere antwoorden selecteert.
Een voorbeeld hiervan is de vraag ‘Welke thema’s zijn voor jouw belangrijk in je werk?’, waarbij je een lijst met thema’s toont. Een respondent kan meerdere thema’s selecteren, want hij kan meerdere thema’s belangrijk vinden. Eventueel kun je de respondent hierin alsnog ‘beperken’ door een maximum aantal antwoorden toe te staan.
Voorbeeld meerkeuzevraag:
Matrixvraag
Een matrixvraag is een matrix met daarin verschillende vragen met dezelfde antwoordopties. In enquêtes zie je bijvoorbeeld vaak de vraag ‘Geef aan in hoeverre je het (on)eens bent met de volgende stellingen:’, waarna een lijst met stellingen in een matrix volgt.
Voor elke stelling heeft de respondent dezelfde antwoordopties, bijvoorbeeld ‘Helemaal oneens’, ‘Oneens’, ‘Neutraal’, ‘Eens’, ‘Helemaal eens’ en ‘Weet ik niet / N.v.t.’. In feite zijn de genoemde stellingen met deze antwoordopties allemaal losse meerkeuzevragen, alleen het voordeel van een matrixvraag is dat het voor een respondent heel eenvoudig en snel is deze achter elkaar te beantwoorden.
Voorbeeld matrixvraag:
Cijfervraag
Bij een cijfervraag moeten respondenten een score geven aan iets. Dit is vaak op een bepaalde schaal, bijvoorbeeld een cijfer van 1 tot en met 5 of 1 tot en met 10. Een schaal van 1 op 5 is voor sommige vragen genoeg, zoals voor de vraag “In hoeverre vind je dit artikel nuttig?”.
Wel is het belangrijk dat je de getallen betekenis geeft. Geef dit ook aan in je vragenlijst zodat respondenten weten wat de score inhoudt, bijvoorbeeld: ‘1 = helemaal niet; 5 = helemaal wel. Een schaal van 1 op 10 kan je zien als een soort rapportcijfer. Dit is voor veel mensen een bekende schaal. Ook hier moet je alsnog de labels erbij zetten (bijv. ‘1 = zeer slecht; 10 = zeer goed’) of in ieder geval aangeven wat positief en negatief is.
Hoe groter de schaal, hoe genuanceerder de score wordt. Je moet dus inschatten welke schaal het beste aansluit bij de vraag en bij wat je wilt weten.
Let op: een schaal hoger dan 10 is vaak lastig voor respondenten om in te vullen, omdat het verschil tussen de waardes van de getallen kleiner wordt. Doe dit dus alleen als dit een logische keuze is voor jouw vraag of onderzoek.
Voorbeeld cijfervraag:
Smileyvraag
In het geval van een smileyvraag zijn er in plaats van tekstuele of numerieke antwoordopties juist visuele antwoordopties. Het handige van een smileyvraag is dat respondenten in één oogopslag zien waaruit zij kunnen kiezen.
Dit vraagtype is dan ook goed te gebruiken als je respondenten wilt verzamelen die misschien weinig tijd hebben. Wel is het dan van belang dat de smileys duidelijk te onderscheiden zijn van elkaar en juist geïnterpreteerd worden, net zoals bij een cijfervraag. Geef daarom een bepaalde betekenis aan de smileys, bijvoorbeeld ‘heel ontevreden’ of ‘helemaal niet mee eens’ bij een boos kijkende smiley en ‘heel tevreden’ of ‘helemaal mee eens’ bij een blij kijkende smiley.
Ook kan je hier weer kiezen voor een bepaalde schaal. Bij smileyvragen is het aan te raden het aantal smileys te houden op 5. Eventueel zou je ook kunnen kiezen voor 3 of 7 smileys, afhankelijk van hoe genuanceerd je antwoorden moeten zijn. Kijk bij een schaal van 7 wel uit dat de smileys nog steeds goed te onderscheiden zijn en duidelijk oplopen in de emotie, hierdoor voorkom je verwarring onder respondenten over de betekenis van de smileys.
Wanneer je de data van een smileyvraag gaat analyseren is het handig om waardes toe te kennen aan de smileys, dit is namelijk makkelijker om mee te werken dan de visuele antwoordopties waaruit de respondenten konden kiezen. De waardes kan je daarna in je rapport eventueel weer vertalen naar een visuele vorm.
Voorbeeld smileyvraag:
Verdeelvraag
Een verdeelvraag houdt in dat de respondent een bepaald aantal punten of een percentage moet toekennen aan verschillende elementen. Neem hierbij een makkelijk te verdelen getal, bijvoorbeeld 100 punten (of 100%). Een voorbeeld van een verdeelvraag is “Geef aan hoeveel procent van je werktijd je besteedt aan de volgende werkzaamheden”.
De respondent kan dan zelf de getallen invoeren. Bedenk hierbij of zij het volledig aantal punten moeten toekennen en bijvoorbeeld of decimalen zijn toegestaan. Belangrijk om te onthouden bij een verdeelvraag is dat de respondent zelf dus iets moet invoeren en moet nadenken over wat zij gaan invoeren. Dit kost een respondent tijd en moeite, dus gebruik dit vraagtype alleen als het de handigste manier is om iets uit te vragen en als het past bij je doelgroep.
Voorbeeld verdeelvraag:
Rangschikvraag
Tot slot kan je ook nog kiezen voor een rangschikvraag. Hierbij moeten respondenten bepaalde elementen in een gewenste volgorde zetten. De vraag kan er dan als volgt uit zien: “Zet de volgende activiteiten op volgorde van ‘meest leuk’ (bovenaan) naar ‘minst leuk’ (onderaan)”.
Zorg ervoor dat de antwoordopties daadwerkelijk te rangschikken zijn en niet overlappen. Daarnaast is dit vraagtype vergelijkbaar met de verdeelvraag. Respondenten kunnen namelijk niet simpelweg een antwoordoptie aanklikken. Bedenk dus van tevoren of dit vraagtype niet te ingewikkeld wordt voor of te veel tijd vraagt van je doelgroep.
Voorbeeld rangschikvraag:
Een meerkeuzevraag kan erg handig zijn wanneer je van tevoren weet welke antwoordopties geschikt zijn en levert data op waar vaak makkelijk mee te werken is. Er zijn verschillende soorten vraagtypes die vallen onder gesloten vragen. Elk type heeft zijn voor- en nadelen, dus kijk goed welk types je het beste kan gebruiken in jouw vragenlijst.
Ben je op zoek naar een krachtige en eenvoudige onderzoekstool voor jouw onderzoek? Of wil je jouw onderzoek graag (deels) laten uitvoeren door specialisten? Wij helpen je graag!